Mijn fascinatie voor bankjes ontstond tijdens een tuinenreis door zuid Engeland in de jaren '70. In al die tuinen stond een klein bankje. Ze waren omgeven door struiken, stonden in een door hagen gevormde nis of tegen een dikke boom of de muur van het huis. Allemaal met uitzicht over de tuin. Maat en plaatsing maakte ze tot een onderdeel van de tuin. Het was de variëteit van de bankjes in tuinen en parken die mij inspireerde tot het fotograferen ervan. Soms ook de zorg en aandacht voor de detaillering. Later zag ik ook grote banken, vaak geplaatst langs een ruim terras of midden op een gazon. Waar de plaatsing van de kleine bankjes verleidde tot wijzen op iets in de tuin en hun maat uitnodigde tot intiem gesprek daarover, maakte de maat en plaatsing van de grote banken ze tot een zelfstandig object in de tuin. De focus lag op de bank, de tuin reducerend tot achtergrond voor gepraat. Losgekoppeld van hun omgeving en tot zelfstandig object voor ‘buiten’ geworden bleken er banken te zijn met een vormgeving van bijkans onzitbaar tot indrukwekkende bouwsels en sommige waren zelfs -officiële- kunstwerken.

Toen ik bij een bank een bord zag staan met de tekst “rust, ruimte, gemoedelijkheid, gezelligheid” waarbij het geheel van bank, plaatsing en omgeving weinig gemoedelijks of gezelligs suggereerde, werd ik mij ervan bewust hoe belangrijk het geheel van bank en omgeving als plek* is opdat een bank buiten niet een raar of vervreemdend meubelstuk is.
* Plek en plek maken
Plek heeft meerdere betekenissen. In alledaags gebruik is het bijvoorbeeld de plek voor een schilderij. Als iemand een schilderij wil ophangen in een kamer kijkt hij/zij naar de omgeving: de wanden, de inrichting, de lichtval en besluit waar het schilderij het beste tot zijn recht komt en tegelijkertijd in de omgeving past. In de wetenschappelijke theorie wordt het begrip meestal toegepast op de vormgeving van de openbare ruimte in steden. Daarin onderscheidt het begrip plek (place) zich van het begrip ruimte (space). Waar bijvoorbeeld een plein een open ruimte -space- in de stad is, kan dit een plek worden door de activiteiten die sommige mensen er uit voeren zoals rollerskaten of hun opgedofte hondjes aan elkaar laten zien. Daarover praten mensen waardoor het plein een identiteit krijgt en van ruimte tot plek geworden is. Plek maken (placemaking, o.a Borer, M.I., 2006) is een term geworden bij de vormgeving van openbare ruimte. Middels plek maken streeft men ernaar de vormgeving tegemoet te laten komen aan de activiteiten en gedragspatronen van de gebruikers van de ruimte. Meestal betrekt men daarvoor omwonenden bij het ontwerp. Plek maken kan andersom ook gebruikt worden om de aanwezigheid van bepaalde gebruikers en gedragingen tegen te gaan. Hoe en voor wie plek gemaakt wordt noemt M. Walzer (1986) de mindedness van de ruimte. Vormgeving kan volgens hem dienen om specifieke aandacht, interesse, verwachtingen en ontvankelijkheid te stimuleren of te onderdrukken.
De paradox van banken in de openbare ruimte
Een bank veronderstelt gewenstheid of tenminste tolerantie voor de lichamelijke nabijheid van een ander en dwingt door die nabijheid enige communicatie met die ander af. Het is bij uitstek het meubel voor vertrouwde gezamenlijkheid. Dat is in de privé omgeving zelf te regelen. In de openbare ruimte en zeker in de stad zijn echter veel onbekenden die men niet zomaar vertrouwt. Men houdt elkaar op enige afstand. Een bank in de openbare ruimte is daardoor een paradoxaal meubelstuk. Als ergens meer banken staan zie je dan ook vaak dat er per bank één mens zit.

Sinds ik die paradoxaliteit ontdekte werd ik steeds benieuwder waaróm ergens een bank stond. Ik vroeg mij af of het uitzicht de aanleiding was en of plek invloed heeft op het gebruik er van. Ik begon ook het uitzicht vanaf de bank te fotograferen.
Bankjes en hun plek
In Nederland plaatsen beheerders van natuurgebieden veelal banken als rustplaats voor ‘de recreant’. Of staan banken in de stad langs een lange stoep. Van deze banken maakte ik nauwelijks foto’s omdat primair de uitrust functie hun aanwezigheid bepaalt. Mijn interesse betrof bankjes die zomaar ergens stonden. In parken of in de natuur bleek het uitzicht de aanleiding voor hun aanwezigheid. De simpelheid van vormgeving en materiaal duidde erop dat het niet ging om de bank zelf. Het uitzicht en de bank vormden een plek, bedoeld om van de omgeving te genieten. De kleine maat duidde op veronderstelde vertrouwelijkheid. Stadsbewoners zetten soms een bankje tegen hun huis of woongebouw aan, gericht naar de straat. Zij maken er vaak een plek van door er groen omheen te zetten als beschutting of als kleine tuin. Ook een onverwacht weids uitzicht kan in de stad een plek zijn voor een bankje. In warme landen zet men vaak een klein bankje in een open, beschaduwd portaal. Zelfs als het uitzicht niet meer is dan een beperkt stuk straat of -eigen- auto spiegelt zo’n plek de combinatie van intimiteit en uitzicht zoals in de Engelse tuinen. Het zijn de stadse varianten om even van het buiten zijn te genieten, te kijken naar de omgeving en met vertrouwden er een praatje over te maken.

Verrassend waren de bankjes geplaatst vanwege het uitzicht maar waarbij zich in dat uitzicht grappige (natuur)verschijnselen voordeden. Maar vaak kwam ook de vraag bij mij op “waarom staat daar een bank?”. Ik zag banken die zo geplaatst waren dat het uitzicht er geen aanleiding voor kon zijn, ze de stoep blokkeerden, zo stonden dat er geen beenruimte was, als soort bank geen enkele relatie hadden met de omgeving of waarvan het uitzicht overheerst werd door vuilnisbakken. Of al die factoren samen. Een plek kan gedurende de tijd raar worden doordat de omgeving verandert en de bank blijft staan. Of omdat de enige reden voor plaatsing van bankjes is dat zij op die plek als reclame dienen. Maar vaak kwam de gedachte ook op bij bankjes die net nieuw geplaatst waren door lokale overheden.
Plek als functie
Ik vroeg twee toeristen in Amsterdam, die op zo’n nieuw geplaatst bankje zaten, waarom zij daar zaten. Zij vertelden dat ze op de hoek een broodje gekocht hadden wat ze meteen wilden eten. Toen ik vroeg of ze het een prettige plek vonden zeiden ze “nee, je hoort, ziet en ruikt alleen maar auto’s, maar het is wel makkelijk om even snel wat te eten”. Dit snel iets consumeren is voor veel mensen onderdeel geworden van bezoek aan stads- of winkelcentra.

Het verklaart de ruime aanwezigheid daarin van bankjes en banken en de vuilnisbak als begeleidend meubelstuk. Een vuilnisbak verandert echter het karakter van bank en plek. Van zitplaats vanwege de omgeving wordt de bank een zitplaats voor consumptie en afval daarvan. De plaats wordt bepaald door de aanwezigheid van consumptie aanbieders en de hoeveelheid ruimte om bank en afvalbak in combinatie te plaatsen en schoon te houden. Functionele criteria bepalen de plek. Nog te begrijpen in stadscentra, maar de vuilnisbak maakt ook een gestage opmars bij banken die geplaatst zijn in het groen in of buiten de stad. De plek krijgt daardoor een functioneel karakter wat strijdig is met de plaatsing van banken in de groene omgeving. Vrijwel iedere gemeente in Nederland heeft richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte waarin de combinatie van bank met afvalbak standaard is opgenomen, terwijl niemand uit vrije wil naast of met uitzicht op een afvalbak gaat zitten. De aanwezigheid van de afvalbak verraste me zo dat ik er een apart serietje foto’s van maakte.
Plek maken voor een bank met als enig doel gezamenlijk genot van de omgeving lijkt het verloren te hebben van plek maken als functionaliteit voor consumptief genot. Ik begon mij af te vragen hoe het dan komt dat op sommige banken in de stad wel vaak mensen zitten en op andere niet. Maakt plek daarvoor uit?
Plek als onderdeel van de omgeving
Een lange slurf van beton, gevouwen om een winkelpui in een winkelcentrum in Amsterdam-noord is daar een bank. De winkelpui geeft beschutting in de rug en de bank staat onder een overkapping. De lengte heeft het voordeel dat vreemden ruimte tussen elkaar kunnen houden en de gevouwen vorm maakt dat er verschillende kijkrichtingen zijn. Mensen die vlak naast elkaar zitten maken soms opmerkingen naar elkaar over wat ze zien. Er is uitzicht naar een groter en kleiner plein en de winkelstraat in. Het geheel vormt een plek in het winkelcentrum vanwaar men naar de omgeving kijkt. Vlakbij zijn snacks te verkrijgen, toch wordt deze bank het meest gebruikt om alleen maar te zitten, te kijken en soms wat te zeggen. Er zitten overdag altijd een aantal mensen op.
Op het Zaailand in Leeuwarden staan rechthoekige bankmeubels, met hogere en lagere zitgedeelten. Geplaatst om een boom, die beschutting geeft en centreert. Ze staan aan de zijkant van het plein, maar niet aan de rand. Daar is horeca met eigen zitgelegenheid. Er zijn bewust gepland -bleek bij navraag later- geen afvalbakken bij de meubels, toch is het er schoon. Door de precieze plaatsing op het plein zijn de zitmeubels een plek, als onderdeel van het plein. Deze banken worden volop gebruikt om uit te kijken over het plein. Mensen die er op zitten kijken of wijzen naar wat ze zien en kletsen met elkaar of gebruiken het rustpunt om buiten wat te lezen.

Individuele gezamenlijkheid
Het bijzondere van dit soort bankmeubilair is dat de plaatsing, net als bij de kleine tuinbankjes, gebaseerd is op de inbedding in de omgeving en het richten van de blik op die omgeving. Tegelijkertijd komt de maat en vormgeving tegemoet aan de behoefte van vreemden om afstand te kunnen houden van elkaar. Het is een soort individuele gezamenlijkheid om van de omgeving te genieten. Een extremere oplossing van die individualiteit en gezamenlijkheid zijn één- en meerpersoons zitmeubelen. In Bilbao zag ik beide soorten op een pleintje. Geplaatst met de focus op een fontein en met wijder uitzicht naar straten. Met voldoende loopruimte voor passanten. Omgeven door groen met openingen waardoor ook de straat aanwezig was. De combinatie van één- en meer persoons bankjes maakte er een plek in de stedelijke omgeving van die de gezamenlijkheid van het genot van de omgeving bevorderde. In dezelfde stad stonden ook grote ringen als zitplaats om bomen geplaatst. De boom per ring gaf beschutting voor de zon en centreerde de zitplaatsen als plek. De toevoeging van zo nu en dan een rugleuning maakte de ring tot een bank, zonder tot naast elkaar zitten te verplichten. Een vuilnisbak stond op zo’n afstand van de ringen dat hij er niet een combinatie mee maakte. De herhaling van zitringen om de rij bomen maakte dit tot een plek die onderdeel was van het plein. Tegengesteld daaraan is de plek-loosheid van de -weliswaar vrolijke- verzameling bankjes op een plein in Chiang Mai. De plaatsing op de rand maakt ze tot een afscheiding van weg en plein en de plaatsing op een rij maakt er geen plek van. Hoe tegemoetkoming aan het individuele zitten mis kan gaan was in Bilbao ook te zien. Op een pleintje stonden éénpersoons meubels zover van elkaar af, dat het ook geen plek was voor individuele gezamenlijkheid. Deze plaatsing maakte ze tot hindelijke rommel in de openbare ruimte.

In ‘s Hertogenbosch daarentegen zag ik zitjes van alleen maar éénpersoons elementen waarvoor het uitzicht de aanleiding moet zijn geweest en die door hun plaatsing een gezamenlijk genot van die omgeving opriepen. Sommige elementen stonden dicht bij elkaar, andere meer apart. De precieze compositie van de zitelementen, het onopvallende materiaal, de plaatsing op een uitstekende punt in het landschap en naar dat landschap toe en het ontbreken van een afvalbak maakte het geheel tot een plek die samenviel met de omgeving. In de korte tijd dat ik er was kwamen twee maal twee mensen om er uit te kijken over het landschap, te wijzen en daar met elkaar over te praten.
In een niet zo aantrekkelijke omgeving in Amsterdam vlakbij een spoorbrug staat een bank waarop gedurende de dag vrijwel altijd mensen zitten. Alleen, met zijn tweeën of meer. Ik vroeg de mensen die er op dat moment waren waarom zij daar zaten. Hun antwooord was dat het er prettig is, beschut van achteren en van boven, met uitzicht over het kruispunt waar altijd wat te zien is en je zit nét uit de looproute, waar ook bekenden langs komen zodat je even een praatje maakt. Zij zaten er met elkaar vaak op dezelfde tijd. Op de vraag of zij zich stoorden aan de afvalbak werd gezegd ”ach ja, die staat er nou eenmaal”. Eén van de mannen merkte op dat ook de bank zelf mooi was. Hij wees op het metalen plaatwerk met uitgestanste vormpjes. Wat zij noemden als aantrekkelijkheid van die zitplaats waren de factoren van plek. Een nieuw gecreëerde zitplaats buiten op een klein pleintje in Amsterdam-oost had ook al deze elementen, verrijkt met groen en de keuze om een ‘eigen’ plaats te zoeken. Er staat geen bak naast iedere bank. Een man die er zat zij uit zichzelf tegen mij: “mooi is het, hè?”
Ik kan niet anders denken dan dat de aandacht die gegeven wordt aan het bepalen en maken van een plek voor buiten zitten verklaart waarom er op sommige banken vaker en meer mensen zitten én dat die aandacht hun genot in de omgeving vergroot.
Banken als verteller
Bankjes, hun vorm en maat en de plek waar ze staan vertellen een verhaal over onze verlangens, onze verhouding tot elkaar en onze omgeving en over veranderingen daarin. Tot een aparte categorie maakte ik de ‘sneue’ bankjes. Het zijn de kapotte, verwaarloosde, manke en gestutte overblijfselen van ooit mooie uitzichten, idealen en verwachtingen.
